Vrijdag 21 augustus 2009

De jongste dagen volgen we geen nummers van fietsknooppunten, maar vogels. Rond de baai van de Somme zijn een aantal bewegwijzerde fietsroutes uitgetekend, met de ene keer een kievit of mees, de andere keer een gaai of reiger op de bordjes. Waar de silhouetten van een avocette en een gravelot voor staan, moet ik eerlijk gezegd opzoeken. Het blijken respectievelijk een kluut en een pluvier te zijn, waarmee ik nog niet veel wijzer ben – de ornitholoog in mij beperkt zich tot mussen, merels en neerhofdieren. Maar ze passen natuurlijk wel, die emblemen, rondom dat reusachtige estuarium waar duizenden vogels neerstrijken en overvloedig voedsel vinden op strand, duinen en zoutpannen, in watervlaktes en moerassen. Fascinerend vind ik vooral het uitzonderlijke landschap rond de riviermonding, waar lucht en zee, zand en grasland zorgen voor steeds wisselende kleurschakeringen en een aparte lichtval, afhankelijk van eb en vloed. De ene keer ligt de zee er stil en plat bij, als een blauwgrijze metalen plaat, een andere keer klopt ze licht oranje schuim. Vanuit Saint-Valéry-sur-Somme en Cap Hornu, waar we logeren, fietsen we de ene dag ten zuiden, de andere ten oosten en ten noorden van de baai, altijd en overal met de neus in de zilte wind. Dan is de zin naar zo’n copieuze plateau fruits de mer of een dampende kom vissoep nooit ver weg natuurlijk.

In Le Hourlet, waar enkele zeehonden zich tot dicht bij de pier wagen, raken we aan de praat met een Parisien. Hij is hier in de buurt opgegroeid en komt elke zomer weer naar deze plek terug. Zijn geboortestek, de zee en vooral de zeehonden laten hem niet los. Hij vertelt over de eerste vakantiegangers die hier kwamen, dik 150 jaar geleden al. Engelsen vooral, zoals elders in Europa ook aan de Somme de pioniers qua toerisme. “Er is hier verderop nog altijd een plaatsje dat Brighton heet. Tot begin de 20ste eeuw stonden er chique villa’s, maar van die grandeur is niks meer te zien. De teloorgang is niet de schuld van de Eerste Wereldoorlog, maar wel van de enorme verzanding die rond die tijd plaats vond. Brighton werd letterlijk bedolven onder de oprukkende duinen.” De man raadt ons aan langs Brighton te fietsen en daarna verderop tot in Cayeux-sur-Mer. Het is inderdaad een schitterend traject, door een indrukwekkend duinengebied, zoals je er aan de gebetonneerde Belgische kust helaas geen meer ziet.

Woensdag 12 augustus 2009

Terug van drie dagen Limburg, met vrouw en twee jongste dochters. Uiteraard gingen de fietsen mee, want het zou zonde zijn de mooiste en comfortabelste fietspaden van het land links te laten liggen. We logeerden in The Oak in Zutendaal, een hotelletje dat zichzelf promoot als fietsvriendelijk, en dat blijkt terecht. Patron Paul heeft er zijn werk van gemaakt: fiets- en knooppuntenkaartjes, brochures, tot in detail beschreven routes en folders van bezienswaardigheden liggen bij onze aankomst al klaar. We pikken er de eerste dag zijn oostelijke route uit en fietsen vanuit de meest bosrijke gemeente van Vlaanderen via het bevallige Oud-Rekem naar de dijken van de Maas. De rivier volgen we stroomafwaarts tot in Eisden. Van daaruit gaat het naar Opgrimbie en weer naar The Oak, bijna 20 kilometer ononderbroken door het groen, met op het eind een pittig klimmetje – het Kempisch Plateau ligt immers 60 meter hoger dan de Maasvallei.

De tweede etappe stippelen we uit richting Albertkanaal en Hasselt, om van daaruit naar Zonhoven en de Teut te fietsen. De heide staat volop in bloei, om de haverklap trek ik de remmen dicht om al de varianten van mauve, violet, purper en paars op foto te krijgen. Ook langs de kronkelende paden rondom het Domein Bokrijk groeit en bloeit alles wat ademt. Via Godsheide, het geboortedorp van Miel Vanstreels, rijden we langs de Durme dwars door de levendige Limburgse hoofdstad, waar de terrasjes vol zitten en de gevels de warmte van de dag uitzweten. Ook tijdens onze slotrit zoeken we de stad op, zij het over de grens, in Maastricht. De knooppuntenroute er naartoe biedt een boeiend parcours langs het kasteel van Pietersheim, het sas van Neerharen, de Zuidwillemsvaart en Smeermaas, een verloren gelegd gehuchtje pal op de grens, waar tussen 1894 en 1896 merkwaardig genoeg de allereerste Belgische kampioenschappen wielrennen plaats vonden. Maastricht is mooi maar druk en fietsen we weer uit via Veldwezelt en Gellik en zo weer naar Zutendaal. Het was weer eens goed toeven in het oosten des lands. Op de terugweg raken mijn dochters niet uitgepraat over hun eerste kennismaking met de mooie en veilige paden waar ze ongehinderd konden fietsen.