A true story, vandaag gehoord van enkele bezoekers in het museum, over hun collega-schooldirecteur. “Op een zondag in april zit de directeur voor zijn toestel en kijkt naar de finale van Parijs-Roubaix. Het is ongemeen spannend. Zo spannend dat er buiten de man en zijn fauteuil geen andere werkelijkheid meer is. Vanuit de keuken vraagt de echtgenote hoe lang de uitzending nog duurt. Of ze daarna samen nog een uitstapje doen. Of ze straks de kinderen ophalen bij oma. Geen antwoord, want de echtgenoot zit in het spoor van Boonen naar de Carrefour de l’Arbre. De echtgenote vraagt of de man misschien een kopje koffie wil. Geen antwoord, want Boonen versnelt en draait al de laatste zware kasseistrook op naar Gruson. De echtgenote bakt wafels en vraagt of er voor meneer een toefje slagroom bij mag. Geen antwoord, want Boonen is nu echt wel op weg naar een fenomenale zege. Vraag, geen antwoord. Vraag, geen antwoord. De echtgenote wordt het dovemansgedoe zo beu, dat ze plots al haar kleren uittrekt, enkel haar keukenschortje weer voorbindt en uitdagend tussen fauteuil en televisietoestel gaat postvatten. Waarop de man wat opschuift, reikhalzend weer naar het beeld zoekt en Boonen de velodroom ziet opdraaien. De echtgenote is nu helemaal van de kook en stapt driftig weer de keuken in – zelfs haar schuddende blote kont heeft hij niet eens opgemerkt.” Of hoe het wielrennen een mens helemaal in beslag kan nemen, begeesteren, inpalmen, bijna hypnotiseren.