Dinsdag 20 oktober

En wij die dachten dat in de tijd van onze (over)grootouders zoiets als public relations of marketingstrategie onbestaande was. Akkoord, de woorden moesten nog uitgevonden worden, maar de zin voor commercie was er wel degelijk. Dat blijkt alleszins uit een kleine brochure – of, zo u wil, een bedrijfsfolder of catalogus – die ik in het museum in handen krijg van de Etablissements Van Hauwaert, wellicht daterend van eind de jaren twintig. Cyriel Van Hauwaert, winnaar van o.a. Parijs-Roubaix en Milaan-Sanremo, speelt zijn naambekendheid uit om fietsen aan de man te brengen. Van het landelijke Moorslede is hij naar de hoofdstad verhuisd, om er een fabriekje te beginnen. Niet toevallig prijkt op de cover van het boekje een foto met zicht op la comptabilité – de arme boerenjongen is dankzij het wielrennen een hele meneer geworden, hij wil – en mag – daar graag mee pronken. Het is het visitekaartje van de renner die het na zijn carrière maakt als zakenman. Met evenveel trots staan binnenin gelijkaardige prenten van de werkplaatsen, het magazijn en de verkoopplaats. Naast dames- en herenfietsen, de klassieke stads- en kinderfietsen, prijzen de Etablissements Van Hauwaert ook le modèle course sur route aan. Met “…plus de 500 agents en tous pays” lijkt de afzet verzekerd. Zeer opmerkelijk is de reclame voor le modèle spécial pour le Congo Type III Brousse! en de boodschap die daarbij hoort: “Dit model is speciaal uitgedacht voor de onvolmaakte wegen in de bosschen van den Congo en andere oorden in staat van ontginning. De bracket is hoog van den grond ten einde de noodige ruimte te laten tusschen den weg en de pedalen.” Of hoe er, helemaal in de tijdsgeest van toen, in het Belgiekske gedacht werd over onze kolonie, en de beschaving van de negerkes ginderachter.

020

Vrijdag 21 augustus 2009

De jongste dagen volgen we geen nummers van fietsknooppunten, maar vogels. Rond de baai van de Somme zijn een aantal bewegwijzerde fietsroutes uitgetekend, met de ene keer een kievit of mees, de andere keer een gaai of reiger op de bordjes. Waar de silhouetten van een avocette en een gravelot voor staan, moet ik eerlijk gezegd opzoeken. Het blijken respectievelijk een kluut en een pluvier te zijn, waarmee ik nog niet veel wijzer ben – de ornitholoog in mij beperkt zich tot mussen, merels en neerhofdieren. Maar ze passen natuurlijk wel, die emblemen, rondom dat reusachtige estuarium waar duizenden vogels neerstrijken en overvloedig voedsel vinden op strand, duinen en zoutpannen, in watervlaktes en moerassen. Fascinerend vind ik vooral het uitzonderlijke landschap rond de riviermonding, waar lucht en zee, zand en grasland zorgen voor steeds wisselende kleurschakeringen en een aparte lichtval, afhankelijk van eb en vloed. De ene keer ligt de zee er stil en plat bij, als een blauwgrijze metalen plaat, een andere keer klopt ze licht oranje schuim. Vanuit Saint-Valéry-sur-Somme en Cap Hornu, waar we logeren, fietsen we de ene dag ten zuiden, de andere ten oosten en ten noorden van de baai, altijd en overal met de neus in de zilte wind. Dan is de zin naar zo’n copieuze plateau fruits de mer of een dampende kom vissoep nooit ver weg natuurlijk.

In Le Hourlet, waar enkele zeehonden zich tot dicht bij de pier wagen, raken we aan de praat met een Parisien. Hij is hier in de buurt opgegroeid en komt elke zomer weer naar deze plek terug. Zijn geboortestek, de zee en vooral de zeehonden laten hem niet los. Hij vertelt over de eerste vakantiegangers die hier kwamen, dik 150 jaar geleden al. Engelsen vooral, zoals elders in Europa ook aan de Somme de pioniers qua toerisme. “Er is hier verderop nog altijd een plaatsje dat Brighton heet. Tot begin de 20ste eeuw stonden er chique villa’s, maar van die grandeur is niks meer te zien. De teloorgang is niet de schuld van de Eerste Wereldoorlog, maar wel van de enorme verzanding die rond die tijd plaats vond. Brighton werd letterlijk bedolven onder de oprukkende duinen.” De man raadt ons aan langs Brighton te fietsen en daarna verderop tot in Cayeux-sur-Mer. Het is inderdaad een schitterend traject, door een indrukwekkend duinengebied, zoals je er aan de gebetonneerde Belgische kust helaas geen meer ziet.

Woensdag 12 augustus 2009

Terug van drie dagen Limburg, met vrouw en twee jongste dochters. Uiteraard gingen de fietsen mee, want het zou zonde zijn de mooiste en comfortabelste fietspaden van het land links te laten liggen. We logeerden in The Oak in Zutendaal, een hotelletje dat zichzelf promoot als fietsvriendelijk, en dat blijkt terecht. Patron Paul heeft er zijn werk van gemaakt: fiets- en knooppuntenkaartjes, brochures, tot in detail beschreven routes en folders van bezienswaardigheden liggen bij onze aankomst al klaar. We pikken er de eerste dag zijn oostelijke route uit en fietsen vanuit de meest bosrijke gemeente van Vlaanderen via het bevallige Oud-Rekem naar de dijken van de Maas. De rivier volgen we stroomafwaarts tot in Eisden. Van daaruit gaat het naar Opgrimbie en weer naar The Oak, bijna 20 kilometer ononderbroken door het groen, met op het eind een pittig klimmetje – het Kempisch Plateau ligt immers 60 meter hoger dan de Maasvallei.

De tweede etappe stippelen we uit richting Albertkanaal en Hasselt, om van daaruit naar Zonhoven en de Teut te fietsen. De heide staat volop in bloei, om de haverklap trek ik de remmen dicht om al de varianten van mauve, violet, purper en paars op foto te krijgen. Ook langs de kronkelende paden rondom het Domein Bokrijk groeit en bloeit alles wat ademt. Via Godsheide, het geboortedorp van Miel Vanstreels, rijden we langs de Durme dwars door de levendige Limburgse hoofdstad, waar de terrasjes vol zitten en de gevels de warmte van de dag uitzweten. Ook tijdens onze slotrit zoeken we de stad op, zij het over de grens, in Maastricht. De knooppuntenroute er naartoe biedt een boeiend parcours langs het kasteel van Pietersheim, het sas van Neerharen, de Zuidwillemsvaart en Smeermaas, een verloren gelegd gehuchtje pal op de grens, waar tussen 1894 en 1896 merkwaardig genoeg de allereerste Belgische kampioenschappen wielrennen plaats vonden. Maastricht is mooi maar druk en fietsen we weer uit via Veldwezelt en Gellik en zo weer naar Zutendaal. Het was weer eens goed toeven in het oosten des lands. Op de terugweg raken mijn dochters niet uitgepraat over hun eerste kennismaking met de mooie en veilige paden waar ze ongehinderd konden fietsen.

Woensdag 15 juli

Aan de voet van de Berg Ten Houte op bezoek bij Filip Meirhaeghe. De mountainbike waarmee hij in 2000 in Sydney Olympisch zilver won, geeft hij in bruikleen aan het Wielermuseum. Meegenomen is dat zelfs het plaatje met zijn deelnemingsnummer en het logo van Sydney nog aan het stuur hangt. Het frame is blauw. “Bij mijn weten de enige Specialized ooit die in die kleur werd gespoten. Omdat men toen vond dat dit beter paste bij mijn Belgisch landentruitje.” Terwijl hij koffie zet, bedenkt Filip Meirhaeghe dat hij nog wel iets op zolder heeft liggen. “Na mijn wereldtitel in 2003 kreeg ik van mijn broer een uniek cadeau: een frame dat hij speciaal had gelakt, met de kleuren van de regenboog en mijn naam erin. Ik heb er nooit durven mee fietsen, zo schoon vond ik het. Als je wil, mag je het meenemen voor jullie museum.” Hij hoeft het mij geen twee keer te zeggen.

021

Woensdag 17 juni

A true story, vandaag gehoord van enkele bezoekers in het museum, over hun collega-schooldirecteur. “Op een zondag in april zit de directeur voor zijn toestel en kijkt naar de finale van Parijs-Roubaix. Het is ongemeen spannend. Zo spannend dat er buiten de man en zijn fauteuil geen andere werkelijkheid meer is. Vanuit de keuken vraagt de echtgenote hoe lang de uitzending nog duurt. Of ze daarna samen nog een uitstapje doen. Of ze straks de kinderen ophalen bij oma. Geen antwoord, want de echtgenoot zit in het spoor van Boonen naar de Carrefour de l’Arbre. De echtgenote vraagt of de man misschien een kopje koffie wil. Geen antwoord, want Boonen versnelt en draait al de laatste zware kasseistrook op naar Gruson. De echtgenote bakt wafels en vraagt of er voor meneer een toefje slagroom bij mag. Geen antwoord, want Boonen is nu echt wel op weg naar een fenomenale zege. Vraag, geen antwoord. Vraag, geen antwoord. De echtgenote wordt het dovemansgedoe zo beu, dat ze plots al haar kleren uittrekt, enkel haar keukenschortje weer voorbindt en uitdagend tussen fauteuil en televisietoestel gaat postvatten. Waarop de man wat opschuift, reikhalzend weer naar het beeld zoekt en Boonen de velodroom ziet opdraaien. De echtgenote is nu helemaal van de kook en stapt driftig weer de keuken in – zelfs haar schuddende blote kont heeft hij niet eens opgemerkt.” Of hoe het wielrennen een mens helemaal in beslag kan nemen, begeesteren, inpalmen, bijna hypnotiseren.

Zaterdag 18 april

Met de Gilbert Desmet Mountainbike Tour laat de Koninklijke Wielrijdersbond Flandria andermaal de recreatieve en sportieve fietser aan zijn of haar trekken komen. Een mix van paadjes en dreven, boswegels en single tracks laat Lichtervelde en omgeving van zijn meest verrassende kant zien. Dankzij de internationale elitewedstrijd de Omloop van het Houtland (Europe Tour 1.1), de cyclocross en de organisatie van tal van andere koersen zet de Koninklijke Wielrijdersbond de gemeente Lichtervelde al vele jaren op de sportieve kaart. Maar de vereniging heeft niet alleen aandacht voor renners en wielersupporters. Ook voor de fietsers zèlf doet Flandria de nodige inspanningen. Zo pakt de club – na de succesrijke MTB-happening

Deze mountainbikehappening vindt plaats op zaterdag 18 april, gaat over een totaal vernieuwd parcours en krijgt met de nieuwe benaming – de Gilbert Desmet MTB Tour meteen ook een waardig cachet. Flandria schaart zich die dag tegelijk achter de campagne ‘Zwerfvuil in de vuilbak!’ van Mirom en doet extra inspanningen voor een proper fietsparcours.

Voor kids en gelegenheidsfietsers telt de basislus 30 km. Het traject gaat naar ’t Veld en het Vrijgeweed en vervolgens oostwaarts naar de bosrijke omgeving van de kastelen Rapenburg en Lakebos, met unieke passages die anders nooit toegankelijk zijn. Halverwege deze lus wacht de deelnemers een degelijke bevoorrading. De meer geoefende fietsers en echte bikers zullen ongetwijfeld kiezen voor de 50 km. Die krijgen er een mooi ommetje langs Groenhovebos én een tweede bevoorrading bovenop.

Met de nieuwe benaming van deze toertocht brengt de Koninklijke Wielrijdersbond Flandria blijvend hulde aan de beste en bekendste renner die Lichtervelde ooit had en als voorbeeld geldt voor alle sportievelingen onder ons. Gilbert Desmet – intussen 78 jaar jong maar nog altijd fervent fietser – heeft o.a. Parijs-Tours, de Waalse Pijl, Kuurne-Brussel-Kuurne en de Vierdaagse van Duinkerken op zijn palmares, eindigde 4de in de Ronde van Frankrijk van 1962, droeg in totaal elf keer de gele trui en won etappes in zowel de Ronde van Spanje, de Ronde van Zwitserland, Parijs-Nice als de Dauphiné Libéré.

Voor de Gilbert Desmet MTB Tour op zaterdag 18 april is het sportcentrum in de Zandstraat de plaats van afspraak. Vrij starten kan tussen 8 en 14 uur. Iedereen is welkom op deze mountainbiketocht: van jong tot minder jong, van sportieveling tot recreant. Deelnemen kost 4 euro; leden van een officiële wielertoeristenbond krijgen 2 euro korting. Door inschrijving ben je meteen ook verzekerd. Het parcours is volledig bewegwijzerd en na de tocht krijgen de deelnemers nog een goed belegde boterham. Er is ook wasgelegenheid, zowel voor de bikers als voor hun bikes. Info: Oswald Depoorter, tel. 0473 57 74 82 of Patrick Cornillie, tel. 0494 99 19 41.

Maandag 30 maart

Ze ligt nog bij elke Lichterveldenaar vers in het geheugen, maar toch is het intussen al weer vijf jaar geleden: de dolle veertiendaagse n.a.v. Dorp van de Ronde. In de expositieruimte van het gemeentehuis worden de herinneringen in woord en beeld weer opgehaald.

Dat Lichtervelde dit prestigieuze label kreeg, was te danken aan de plaatselijke coureur Henri – ‘Riten’ – Vanlerberghe, die in 1919 de Ronde van Vlaanderen won – overigens met een voorsprong van 14 minuten, een record dat tot op vandaag stand houdt. ‘Dorp van de Ronde’ zette de gemeente letterlijk en figuurlijk op stelten. Wat daaruit voortsproot was een nooit eerder geziene opeenvolging van feest- en wielerhoogdagen, waarin alle verenigingen en dorpsgenoten betrokken waren. Gaande van recreatieve fietstochten en bonte kinderpelotons, de inhuldiging van een plaquette voor onze Ronde-held Riten Vanlerberghe en een voorstelling van een boek over die andere Lichterveldse wielerkampioen Gilbert Desmet, tot theatervoorstellingen en wielerruilbeurzen, quizzen en tentoonstellingen. Apotheose was uiteraard de doortocht van de Ronde-karavaan zelf, dwars door een grote replica-treinwagon die voor de gelegenheid op de Markt was opgetrokken, verwijzend naar een legende rond de zegetocht van Riten Vanlerberghe. Deze vijfde verjaardag én het feit dat straks, op zondag 5 april, Lichtervelde weer is opgenomen in het parcours van de Ronde van Vlaanderen, zijn twee goeie redenen voor een leuke terugblik, vindt het comité van weleer. De affiches en foto’s van toen, uniek videomateriaal, krantenknipsels, wielertruitjes en memorabilia moeten het perfecte decor vormen om de herinneringen aan deze heroïsche weken op te halen. Tegelijk met deze tentoonstelling loopt een leuke wedstrijd in samenwerking met de plaatselijke middenstand. Aan de vele cartoons van renners die Filip Cardoen in Lichtervelde borstelde, is een ‘zoekactie’ verbonden voor jong en oud. Ook in het gemeentehuis krijgt zo’n schilderij een permanente plaats. Het is een portret van Ronde-winnaar Henri Vanlerberghe en maakt evenzeer deel uit van deze zoekwedstrijd. Lichtervelde heeft dus opnieuw een hechte band met de Ronde van Vlaanderen. De tentoonstelling is gratis toegankelijk en loopt samen met de wedstrijd van de rennersportretten van 30 maart tot en met 26 april (Erfgoeddag). Iedereen is welkom tijdens de openingsuren van het gemeentehuis (van maandag tot vrijdag van 9 tot 12, op woensdag ook van 13 tot 16 uur en op zaterdag van 10 tot 12). Ook zondag 5 april is de expositieruimte van het gemeentehuis van 9 tot 12 uur uitzonderlijk open. Dat heeft uiteraard alles te maken met de doortocht van de Ronde van Vlaanderen. De renners worden verwacht rond 10u.30 en rijden via de Kortemarkstaat, Statiestraat en Marktstraat over de Markt en vervolgens langs de Hoogstraat, Potteriestraat en Koolskampstraat.

Zondag 29 maart

Naar Wetteren, dit jaar Dorp van de Ronde. Naar aanleiding daarvan werd er een poëziewedstrijd – ‘Dichter op de Fiets’ – georganiseerd. Met mijn gedicht ‘Speeltijd’ hoor ik bij de winnaars. In het stadhuis krijgen alle laureaten hun prijs, maar wat me bovenal interesseert is dat je sinds deze week in het centrum van Wetteren kan wandelen langs de kunstpanelen met de winnende gedichten – die van de volwassenen én van de kinderen en jongeren. Ze worden gepresenteerd in combinatie met werken van leerlingen van de plaatselijke tekenacademie. In de tuin voor de gevel van het statige gebouw waar die academie is gevestigd tref ik mijn gedicht. Duurzaam materiaal, mooi gepresenteerd, ik ben content. Poëzie in het stadsbeeld, voor het brede publiek – eerlijk gezegd schenkt het mij méér voldoening dan de geldprijs die aan deze wedstrijd verbonden is.

019

Zaterdag 28 februari

Van de would-be sterren, de semi-blasés en pseudo-vedetten onderscheiden de écht Groten der Aarde zich door hun eenvoud en vriendelijkheid, hun aandacht voor de gewone man, hun authenticiteit. Het geldt voor de wielersport, het geldt evenzeer in andere domeinen van de maatschappij. Dat ervoer ik eens te meer vanmiddag, toen ik de eer had te mogen tafelen met Freek de Jonghe – weliswaar in een geheel en al toevallig samengesteld gezelschap, na de officiële opening van ‘WielerSportCultuur’, een tentoonstelling in de Gentse Sint-Pietersabdij, opgezet door Topsport Vlaanderen en het Vlaams Ministerie van Sport en Cultuur. De collectie omvat 61 foto’s van Stephan Vanfleteren. Coördinator Louis De Pelsmaeker selecteerde en voegde er gedichten bij die naadloos aansluiten bij de visie van de topfotograaf op alle aspecten van het Vlaamse wielerleven en onze grootste wielericonen. Van 25 auteurs werden gedichten opgenomen. Vier van mij, maar ook van o.a. Hugo Claus, Freek de Jonge, Gerrit Komrij, Tom Lanoye, Patricia Lasoen, Julien Vangansbeke, Bart Vanreusel, Dimitri Verhulst en uiteraard ook van Willie Verhegghe, met lengten voorsprong de kampioen onder de wielerdichters. Na de vernissage mochten de aanwezige auteurs op uitnodiging van minister Bert Anciaux met zijn allen naar het restaurant Grade langs de Charles De Kerckhovelaan, een goedgekozen plek, want vlakbij de aankomstlijn van de Omloop Het Nieuwsblad, de openingswedstrijd van het Belgische wegseizoen, die we een uurtje eerder, tussen de opening van de expositie en de lunch door van op het Sint-Pietersplein zagen vertrekken. En zo schoven we samen rond de dis voor recuperatie en ravitaillering, de rouleurs en de rittenkapers uit letterenland, in een willekeurige en spontane keuze van tafels – ja, voor de brothers-in-arms Verhegghe en Cornillie mocht het best die bij het raam zijn, met uitzicht op de voorlopig nog dunbevolkte finishstrook. Daar kwam ook fotograaf Stephan Vanfleteren bijzitten en Willy Tibergien, ook al een Grote Meneer, want met zijn centrum en krant al dertig jaar en meer de pleegvader van dat weeskind van de literatuur dat poëzie heet, de taaie volharder in de lange ontsnapping, de Jackie Durand van de Vlaamse dichtkunst. En tot slot wou dus ook Freek de Jonghe ons gezelschap vervoegen, de auteur van weliswaar maar één wielergedicht, zij het wel een bijzonder schoon, eenvoudig en gevat, zoals het hoort – maar daar bovenop toch ook een flandrien in het diepst van zijn velodromen, een connaisseur van het wereldje bovendien, met het wielerhart op de juiste plaats. Twee uurtjes tafelen met de Nederlandse cabaretier, het werd voor ons gezelschap zoveel méér dan gepocheerde zalm op een bedje van prei, het gaf pigment aan een mooie zaterdagmiddag in Gent. Een eenvoudige, joviale man is deze Freek, helemaal niet opdringerig of Hollands-arrogant, maar integendeel respectvol en vriendelijk, oprecht geïnteresseerd in mensen en hun bezigheden. Grote dank Meneer dat ik u even van nabij mocht leren kennen.

 

De tentoonstelling ‘WielerSportCultuur’ loopt in Gent nog tot 22 maart 2009 in het Huis van Kina (Sint-Pietersplein 14). In Brugge staat de collectie tijdens de Ronde van Vlaanderen vanaf 3 april tot en met 13 april in het Provinciaal Hof, Grote Markt. Van 3 tot 13 september staat alles in het Nederlandse Goes tijden de Internationale Senior Games. En in oktober zal de expositie te zien zijn in het Wielermuseum in Roeselare. De toegang is telkens gratis en er is een begeleidende cataloog.

 

Zaterdag 24 januari

De balustrades van een velodroom. Campagnolo – Davitamon – Grinta! – Rodania –Polar – Het Nieuwsblad – Nissan – WBV – Lotto – KBC –Shimano – Vermarc. Eén kleurig en lang gerekt lint dat zich rond het magische ovaal kronkelt en uiteindelijk in eigen staart bijt, zodat je alles en tegelijk helemaal niks leest. De balustrade rond de wielerpiste in het Sportpark De Schorre is van een andere orde. Ze brengt geen euro aan reclame-inkomsten op, maar ze getuigt wel van soberheid en goeie smaak. Helemaal wit, met languit over een goeie honderd meter het gedicht ‘Renners sterven niet’ van Willie Verhegghe, in zwarte letters. Een goeie keuze. Het is, vind ik persoonlijk, zijn absolute meesterwerk. “Renners sterven niet,/ ze verdwijnen alleen maar uit het zicht/ eens zij met niet te evenaren stijl/ de laatste finish hebben overschreden/ en de snelheid van het leven/ hen met stijve spieren achterlaat.” Ik stond erbij en ik keek ernaar, vandaag, langs die velodroom in het winderige Oostende. En er was wat mij betreft niet veel verbeelding nodig om ze in mijn gedachten te laten binnenwaaien, wijlen de helden van de zwart-wit foto’s, uit de tijd dat het baanwielrennen nog volle tribunes trok: Gerrit Schulte, Marcel Kint, Achille Bruneel, Robert Naye. Of Rik Van Steenbergen en Miel Severeyns, elkaar aflossend in de madison. “Want koersen blijven ze,/ ook al vallen hart en wielen stil,/ zij gaan in duizend hoofden door/ met duwen en nooit doodgaan:…”

 

Ik was in Oostende omdat daar, in het meer dan 30 hectare grote Sportpark De Schorre, een uniek en lovenswaardig project werd voorgesteld. Een combinatie van sport en cultuur, die resulteert in een sportpoëzieroute. Niet alleen langs de velodroom, maar ook bij de voetbalvelden, de atletiekpiste, de vijver, het cricketveld, in alle hoeken en kanten van het park ontdekt de sporter, de wandelaar en de poëzieliefhebber er gedichten over de meest uiteenlopende disciplines: tafeltennis, basket, schaatsen, schaken, tot zelfs boogschieten op de staande wip toe. Over de visuele uitwerking is nagedacht. Ze hebben er niet zomaar wat teksten op plexiplaat gegooid, neen, de dragers van de gedichten zijn vaak kunstwerkjes op zich. Zoals het gedicht ‘Finish’ van Frank Pollet bij voorbeeld, met doorkijk op de echte finishlijn. Of de fraaie versregels waarin Bart Vanreusel beschrijft hoe atletische dames zich klaarmaken voor de honderd meter sprint, verwerkt in een uitvergrote startblok. Mooi. Chapeau stad Oostende.

 

Ook poëzie van Herman De Coninck, Roel Richelieu van Londerzele, Willem Wilmink, Rik Wouters, Hannie Rouweler, Ulrich Jeltema, Kees Blokland, Gaston Burssens, Phil Calliau, José Vandekerckhove, Peter Ampe, Toon Hermans, Reinder Rienk van der Leest kom je tegen langs dat bijna 4 kilometer lange parcours. En ja, de reden dat ik in Oostende uitgenodigd werd, is dat er ook van mij een gedicht in deze sportpoëzieroute is opgenomen. Het gaat om ‘Cyclocross’, een persiflage op ‘Dien avond en die roze’, die ik in een gekke bui omboog tot ‘Dien middag in die mooze’ – volgens sommigen heiligenschennis om Gezelle’s verzen zo te vermassacreren, volgens anderen zondermeer geestig. Het gedicht kreeg daar in het sportpark een vaste stek in een bocht langs het mountainbikeparcours. Een plek die door de overvloedige regen van de jongste dagen herschapen is in een modder- of mooze-bocht. Terwijl ik er, tijdens de officiële inwandeling, mijn gedicht voorlees, voel ik mijn schoenen wegzinken in het slijk, dat is nog eens the right poem on the right place. Na Lichtervelde en Harelbeke is Oostende de derde locatie waar een gedicht van mij een permanente plaats in het openbaar patrimonium krijgt. Het zou van veel hoogmoed getuigen als ik zeg dat dit mij onverschillig laat. Schrijven doe je om gelezen te worden, het liefst door een zo breed mogelijk publiek. In kranten, magazines, boeken, op het internet. En zo af en toe beslist een overheid je letteren ook in het straatbeeld of in een park te laten knetteren. In duurzaam materiaal gepresenteerd en dus, mag ik hopen, toch zo’n beetje bedoeld voor de eeuwigheid. Het is een aardige gedachte dat het gedicht binnen pakweg een halve eeuw door de toevallige voorbijganger nog kan gelezen worden. Het zet de auteur, weliswaar schuchter en bescheiden, aan het denken over een variant op Willie Verhegghe’s gedicht van de balustrade langs de velodroom: “Dichters sterven niet… zij gaan in duizend hoofden door/ met schrijven en nooit doodgaan:…”