Toelichting bij ‘Koningin van De Keizer’

  • door Katrien Van Hecke

Als Patrick Cornillie je vraagt om wat toelichting te komen geven bij ‘Koningin van De Keizer’, ben je heel vereerd — en zeg je meteen ja — tot het begint door te dringen wat een moeilijke opdracht het is. Journalisten, politici, simpele prozaschrijvers zoals ik, betrachten nog in énige mate de waarheid, maar dichters geven het al op voorhand toe: “Het is niet wat er staat”.

Nu, zodra ik de gedichten van ‘Koningin van De Keizer’ begon te lezen, was ik meteen in de ban, want niemand beter dan de dichter kan de essentie bespelen, niemand beter dan Patrick Cornillie kan het onzegbare onder woorden brengen. Hoe doet Patrick dat? Door te jongleren met betoverende klanken, alliteraties, rijmen, binnenrijmen, met ritme.

Metrum: daar is Patrick een maestro in. Het lijkt eenvoudig, maar het is een hele kunst. Als je goed luistert, hoor je hoe de versmaat de spanning opdrijft naar iedere laatste zin, hoor je bijvoorbeeld letterlijk de hoefslagcadans van de paarden van Butch Cassidy en The Sundance Kid. Hoewel ik in alle eerlijkheid moet toegeven: in mijn tienerogen, op Paul Newman en Robert Redford, daar stond werkelijk geen maat op.

De gedichten staan ook vol woordspelletjes, suggestieve knipogen. Bij sommige stukjes helpt het om van Lichtervelde te zijn. Fernandels koe Marguerite en Margrietekermis; en Gilbert Desmet nog in zwart-wit, maar toch maar mooi in het geel, daar kon ik natuurlijk helemaal volgen. Maar welke wilde boerenzoon Johny Weissmuller imiteerde, is mij een raadsel.

Waarin ik wel mee was: dat toen, ook in Lichtervelde de Titanic zonk, en daarbij Di Caprio verdronk, dat dat ergens bezijden De Keizer, in de Zwanebeek was. Die beek ken ik goed! Is een rechtstreeks lijntje naar mijn geboortehuis in de Astridlaan. Want de Zwanebeek loopt daar werkelijk pal voorbij, om dan vóór Beukelaars af te zwenken, en verder naar De Keizer door te stromen.

Ik woonde dus zowat om de hoek, had op die manier het geluk dagelijks in de meest opwindende straat van Lichtervelde te passeren. Er was het café van Smetje; en voor mij persoonlijk was het ook de straat van de nieuwe schoenen, in de etalage stonden er altijd wel een paar te blinken. Maar ik vergaapte me toch vooral aan de affiches van de Dolle Kever, Papillon, Love Story.

Die filmaffiches hingen in het portiek van de cinema, in kastjes achter glas. Er waren af en toe films met gewaagde affiches, en toch was nooit ook maar een spikkel bloot te zien, want op de delicate plekken hingen zwarte plakkertjes. Agnes of haar vader of moeder hadden die moeten aanbrengen. Er bestond immers een soort Comité voor Zedenbescherming. En dat Comité monitorde hoeveel bloot Lichtervelde aankon en waar zwarte strookjes nodig waren. Dat had een averechts effect, want hoe meer van die strookjes, hoe beter de film liep natuurlijk.

Enig idee wie tot in het begin van de jaren ’70 toezicht hield op de goede zeden in Lichtervelde? Dat was het hoofd van de politie, mijn vader. Dat heeft de Koningin van de Keizer zelf mij nog verteld. ‘Koningin van de Keizer’ vind ik trouwens een heel sterk beeld, zoals er veel staan in de bundel.

Al kan er naar mijn herinneringen nog zeker één archetype bij. Achter het portiek waar de filmaffiches hingen, was een tweede poort, af en toe zwaaide die open, en dan gleed iets naar buiten, de Neerstraat op, hemelse hoogten tegemoet zwevend, een crèmekleurige wolk … een ‘dé esse’ (DS). De koningin van de keizer had dan ook iets van een godin.

Aangezien het leven op zich geen stijl heeft, is stijl wat je zelf aan het leven moet toevoegen. Daar getuigen deze gedichten van. En daar getuigde natuurlijk ook stijlicoon Agnes van. Wie haar kende, weet dat ze eigenlijk zelf genoeg drama in zich had om een goede actrice te worden, maar waarom zou ze? Haar hele leven was cinema.

Katrien Van Hecke, 28 januari 2024